De viool is het meest voorkomende instrument in een symfonieorkest. Vaak spelen de verschillende violisten andere partijen tijdens een symfonieorkest. De viool is de hoogst klinkende van de hele violenfamilie.
Varianten op de viool die tot dezelfde instrumentenfamilie horen zijn:
- Altviool
De altviool wordt net zo bespeeld als de viool, maar is iets groter en klinkt net iets lager. De altviool wordt vaak in het orkest gebruikt als middenstem. Aangezien de partijen in het orkest voor een altviolist vaak gemakkelijker zijn, kiezen veel beginnende muzikanten voor deze vioolsoort. De altviool bestond overigens eerder dan de viool.
- Cello
De cello is erg groot, en klinkt het laagste van alle moderne violen. De cello wordt door de muzikant tussen de knieën gehouden, waarbij de muzikant zittend speelt. De cello wordt gebruikt in orkesten, maar er zijn ook veel solostukken voor de cello geschreven.
- Kinderviool
Voor kinderen is een grote viool vaak te groot om te bespelen. Voor kinderen die toch graag willen leren de viool te bespelen, zijn speciale kinderviolen gemaakt. De stemming en verhouding is gelijk aan een gewone viool.
- Elektrische viool
De elektrische viool bestaat pas enkele tientallen jaren. Net als bij de gitaar is het verschil met een gewone viool dat de elektrische viool geen klankkast heeft. De versterker dient te functioneren als klankkast.
- Vijfsnarige viool
Een vijfsnarige viool kan meer octaven halen, zo laag als een altviool en zo hoog als een viool (CGDAE). Er bestaan ook violen met meer snaren (zes, zeven en acht), maar deze zijn vaak elektrisch en bovendien erg zeldzaam.